80 jaar vrij zijn in Helmond

80 jaar vrijheid

In 2024/2025 herdenken we dat Helmond tachtig jaar in vrijheid leeft. Een mijlpaal die ons herinnert aan de offers voor onze democratie en de verantwoordelijkheid om vrijheid te beschermen.

Met achttien leerlingen uit het mbo, vo en hbo werkten we aan het project ‘Tachtig jaar vrij zijn in Helmond’. Door ontmoetingen met mensen die oorlog hebben meegemaakt, hoorden zij aangrijpende levensverhalen over verlies, veerkracht en hoop. Voor de leerlingen werd het geen gewone schoolopdracht, maar een confrontatie met de realiteit van vrijheid – en wat het betekent als die vrijheid je wordt ontnomen.

Er zijn 22 verhalen opgetekend. Ze behoren tot het immaterieel erfgoed van Helmond. Deze verhalen verbinden ons met het verleden en inspireren ons om vrijheid te blijven waarderen.

Herinneringen aan Kosovo

Suzana, geboren in 1976, herinnert zich Kosovo vaak met een bitterzoete glimlach. “Als ik nu aan Kosovo denk,” zegt ze, “dan ruik ik lentebloesem, hoor ik muziek en denk ik aan dansen met mijn klasgenoten.” Het was een tijd waarin de lente haar geur nog verspreidde en kinderen dansten,   zich onbewust van de dreiging die langzaam dichterbij kwam. Vrijheid was echter niet wat het leek.

 

Al in 1992 begon de onderdrukking. Scholen werden gesloten en de taal van instructie veranderde, waardoor de Albanese bevolking in Kosovo systematisch werd uitgesloten. Suzana moest haar middelbare school afmaken in het gebouw waar ze als kind nog op de basisschool zat. “We werden als kinderen vastgehouden in een systeem dat ons klein wilde maken,” vertelt ze. Toch waren die laatste momenten van onderwijs, de laatste sporen van normaliteit, belangrijk voor haar.

De oorlog kwam in 1999 dichterbij, en in april van dat jaar moest Suzana haar thuis achterlaten.   Het besef dat vluchten de enige optie was, kwam met de executies verderop in hun straat. Haar oom en zijn vier zonen werden zonder genade vermoord. Alleen haar tante bleef gespaard. “Waren de moorden gericht op mannen?” vragen mensen haar vaak. “Ja, meestal wel. Maar niemand was veilig. Vrouwen, kinderen, complete gezinnen werden uitgemoord. Er waren straten waar niemand het overleefde,” herinnert ze zich met een holle blik.

In slechts twee uur moesten Suzana en haar familie beslissen wat ze mee zouden nemen. Waardevolle spullen werden verzameld en ze vluchtten. Acht personen in één auto: Suzana, haar zus, haar zusje, haar broertje, haar moeder, oma, vader en tante. Ze reden richting Albanië, een reis vol angst en onzekerheid. Op een bepaald moment, ver van huis, werden ze aangehouden door twee Servische soldaten. De soldaten bedreigden hen met mitrailleurs en haalden haar vader en broertje uit de auto. “Mijn hart stond stil,” vertelt Suzana. “We dachten dat we ze kwijt waren.”

 

Ze moesten alle waardevolle spullen die ze bij zich hadden, zoals geld en sieraden, afgeven. Het enige dat hen redde, waren de woorden van de soldaten: “bezhi” en “cepaj” – ga weg, verdwijn. Die woorden staan voor altijd in Suzana’s geheugen gegrift.

Vlak voor de oorlog begon, was Suzana aangenomen voor een studie geneeskunde. “Ik zou na de zomer beginnen aan mijn medische  studie en mijn droom volgen om dokter te worden,” zegt ze zacht. “Het moment dat ik hoorde dat ik was aangenomen, was een hoogtepunt in mijn leven.” Maar dat hoogtepunt werd gevolgd door een dieptepunt, toen de oorlog haar dromen in rook liet opgaan. De familie vond tijdelijk onderdak in Albanië, waar ze drie maanden verbleven. Tweemaal probeerden ze naar Italië te reizen met valse Italiaanse papieren, en tweemaal werden ze teruggestuurd vanuit de haven van Ancona. De reis duurde elke keer 36 uur, en ze mochten de boot niet eens verlaten. Het was een uitputtingsslag, zowel fysiek als emotioneel. Bij de derde poging lukte het eindelijk om in Italië aan te komen. Suzana’s vader vierde zijn verjaardag op 3 juli in Italië, een eerste lichtpuntje na maanden van duisternis. Kort daarna kregen ze verblijfsdocumenten, de “soggiorno” papieren, en konden ze eindelijk ademhalen.
Hun reis eindigde uiteindelijk in Nederland, waar een oom van Suzana hen opwachtte. Deze oom was in de jaren zeventig naar Nederland gekomen als gastarbeider en stond klaar om zijn familie te helpen toen ze hem het meest nodig hadden.

Met twee auto’s werden Suzana en haar familie opgehaald en naar Nederland gebracht. “Het eerste moment dat ik me weer positief voelde, was in Gent, België,” vertelt Suzana glimlachend. “De mooie gebouwen, het mooie weer – het was juli, en voor het eerst voelde ik dat er hoop was.”

In Nederland ontmoette Suzana ook haar toekomstige man. Hij was een vriend van haar oom en kwam uit dezelfde stad in Kosovo, Gjakovë. Binnen een jaar waren ze verloofd en getrouwd. Ze zijn nog steeds samen en kregen twee kinderen. Suzana’s wens is altijd geweest dat haar kinderen alle academische kansen zouden grijpen en optimaal zouden benutten om hun maximale potentieel te bereiken. “Wij hebben er alles aan gedaan,” zegt ze trots. “Onze kinderen doen het geweldig op school en ik ben zo enorm trots op hen.” Met tranen in haar ogen en een glinstering van geluk zegt ze dit. In Nederland heeft Suzana zich altijd ingezet, ondanks de uitdagingen. “Ik voel me thuis in Nederland. Ik ben goed ontvangen en heb de taal snel geleerd; series zoals Goede Tijden, Slechte Tijden hebben hierbij geholpen,” zegt ze lachend.

Ze werkte een tijd als assistente in een tandartspraktijk en heeft ook gepoetst. Tegenwoordig combineert ze haar rol als huisvrouw met mantelzorg voor haar schoonmoeder. “Wat ik doe, hoe klein het soms lijkt, draagt bij aan mijn gezin en aan anderen. Dat geeft mij voldoening,” zegt ze. Ze kijkt even weg en glimlacht. “Er is geen baan die je waardigheid definieert, alleen de intentie waarmee je je inzet. Dat geloof draag ik mee.” “Vrijheid is voor mij meer dan alleen de afwezigheid van angst. Het is de ruimte om te zijn wie je bent, om te dromen zonder beperkingen en om de wereld te verkennen zonder de schaduw van angst.

Vrijheid betekent leven naar je eigen waarden, je eigen pad kiezen en je veilig voelen, waar   je ook bent. Voor mij is het de kostbaarste gave die ik mezelf en mijn kinderen kan meegeven.”

“Ben je nog teruggegaan naar Kosovo?” wordt haar vaak gevraagd.  “Ja, in 2001 zijn mijn ouders en zussen teruggestuurd naar Kosovo omdat het weer veilig werd verklaard. Ik ben zelf in 2003 teruggegaan en probeer sindsdien ieder jaar wel een keer Kosovo te bezoeken om mijn ouders te zien.” Hoewel ze blij is om terug te keren, voelt het nooit meer zoals vroeger. “Het heeft nooit meer gevoeld zoals het voelde of dezelfde geur gehad,” zegt ze. “Het doet me wel goed om te zien dat Kosovo weer in opbouw is, maar de gevolgen van de oorlog zijn enorm. Onze familie is verspreid over heel Europa.”

Ik schreef dit verhaal als zoon van Suzana. “Dit heb ik gedaan omdat het niet alleen haar verhaal is, maar ook dat van ons. Het laat zien wat veerkracht en liefde kunnen overwinnen. Mijn moeder heeft offers gebracht die ik me nauwelijks kan voorstellen, en ondanks alles blijft ze een inspiratie voor ons gezin. Ik ben ongelooflijk trots op haar en de manier waarop ze ons heeft grootgebracht. Er is geen betere moeder dan zij, en ik ben haar dankbaar voor alles wat ze heeft gedaan en nog steeds doet.

Ze is ons kompas, onze kracht en onze reden om altijd vooruit te blijven kijken.”

Ze moesten alle waardevolle spullen die ze bij zich hadden, zoals geld en sieraden, afgeven. Het enige dat hen redde, waren de woorden van de soldaten: “bezhi” en “cepaj” – ga weg, verdwijn. Die woorden staan voor altijd in Suzana’s geheugen gegrift.

Vlak voor de oorlog begon, was Suzana aangenomen voor een studie geneeskunde. “Ik zou na de zomer beginnen aan mijn medische  studie en mijn droom volgen om dokter te worden,” zegt ze zacht. “Het moment dat ik hoorde dat ik was aangenomen, was een hoogtepunt in mijn leven.” Maar dat hoogtepunt werd gevolgd door een dieptepunt, toen de oorlog haar dromen in rook liet opgaan. De familie vond tijdelijk onderdak in Albanië, waar ze drie maanden verbleven. Tweemaal probeerden ze naar Italië te reizen met valse Italiaanse papieren, en tweemaal werden ze teruggestuurd vanuit de haven van Ancona. De reis duurde elke keer 36 uur, en ze mochten de boot niet eens verlaten. Het was een uitputtingsslag, zowel fysiek als emotioneel. Bij de derde poging lukte het eindelijk om in Italië aan te komen. Suzana’s vader vierde zijn verjaardag op 3 juli in Italië, een eerste lichtpuntje na maanden van duisternis. Kort daarna kregen ze verblijfsdocumenten, de “soggiorno” papieren, en konden ze eindelijk ademhalen.
Hun reis eindigde uiteindelijk in Nederland, waar een oom van Suzana hen opwachtte. Deze oom was in de jaren zeventig naar Nederland gekomen als gastarbeider en stond klaar om zijn familie te helpen toen ze hem het meest nodig hadden.

Met twee auto’s werden Suzana en haar familie opgehaald en naar Nederland gebracht. “Het eerste moment dat ik me weer positief voelde, was in Gent, België,” vertelt Suzana glimlachend. “De mooie gebouwen, het mooie weer – het was juli, en voor het eerst voelde ik dat er hoop was.”

In Nederland ontmoette Suzana ook haar toekomstige man. Hij was een vriend van haar oom en kwam uit dezelfde stad in Kosovo, Gjakovë. Binnen een jaar waren ze verloofd en getrouwd. Ze zijn nog steeds samen en kregen twee kinderen. Suzana’s wens is altijd geweest dat haar kinderen alle academische kansen zouden grijpen en optimaal zouden benutten om hun maximale potentieel te bereiken. “Wij hebben er alles aan gedaan,” zegt ze trots. “Onze kinderen doen het geweldig op school en ik ben zo enorm trots op hen.” Met tranen in haar ogen en een glinstering van geluk zegt ze dit. In Nederland heeft Suzana zich altijd ingezet, ondanks de uitdagingen. “Ik voel me thuis in Nederland. Ik ben goed ontvangen en heb de taal snel geleerd; series zoals Goede Tijden, Slechte Tijden hebben hierbij geholpen,” zegt ze lachend.

Ze werkte een tijd als assistente in een tandartspraktijk en heeft ook gepoetst. Tegenwoordig combineert ze haar rol als huisvrouw met mantelzorg voor haar schoonmoeder. “Wat ik doe, hoe klein het soms lijkt, draagt bij aan mijn gezin en aan anderen. Dat geeft mij voldoening,” zegt ze. Ze kijkt even weg en glimlacht. “Er is geen baan die je waardigheid definieert, alleen de intentie waarmee je je inzet. Dat geloof draag ik mee.” “Vrijheid is voor mij meer dan alleen de afwezigheid van angst. Het is de ruimte om te zijn wie je bent, om te dromen zonder beperkingen en om de wereld te verkennen zonder de schaduw van angst.

Vrijheid betekent leven naar je eigen waarden, je eigen pad kiezen en je veilig voelen, waar   je ook bent. Voor mij is het de kostbaarste gave die ik mezelf en mijn kinderen kan meegeven.”

“Ben je nog teruggegaan naar Kosovo?” wordt haar vaak gevraagd.  “Ja, in 2001 zijn mijn ouders en zussen teruggestuurd naar Kosovo omdat het weer veilig werd verklaard. Ik ben zelf in 2003 teruggegaan en probeer sindsdien ieder jaar wel een keer Kosovo te bezoeken om mijn ouders te zien.” Hoewel ze blij is om terug te keren, voelt het nooit meer zoals vroeger. “Het heeft nooit meer gevoeld zoals het voelde of dezelfde geur gehad,” zegt ze. “Het doet me wel goed om te zien dat Kosovo weer in opbouw is, maar de gevolgen van de oorlog zijn enorm. Onze familie is verspreid over heel Europa.”

Ik schreef dit verhaal als zoon van Suzana. “Dit heb ik gedaan omdat het niet alleen haar verhaal is, maar ook dat van ons. Het laat zien wat veerkracht en liefde kunnen overwinnen. Mijn moeder heeft offers gebracht die ik me nauwelijks kan voorstellen, en ondanks alles blijft ze een inspiratie voor ons gezin. Ik ben ongelooflijk trots op haar en de manier waarop ze ons heeft grootgebracht. Er is geen betere moeder dan zij, en ik ben haar dankbaar voor alles wat ze heeft gedaan en nog steeds doet.

Ze is ons kompas, onze kracht en onze reden om altijd vooruit te blijven kijken.”