Het verhaal van Noël Silalahi

80 jaar vrijheid

In 2024/2025 herdenken we dat Helmond tachtig jaar in vrijheid leeft. Een mijlpaal die ons herinnert aan de offers voor onze democratie en de verantwoordelijkheid om vrijheid te beschermen.

Met achttien leerlingen uit het mbo, vo en hbo werkten we aan het project ‘Tachtig jaar vrij zijn in Helmond’. Door ontmoetingen met mensen die oorlog hebben meegemaakt, hoorden zij aangrijpende levensverhalen over verlies, veerkracht en hoop. Voor de leerlingen werd het geen gewone schoolopdracht, maar een confrontatie met de realiteit van vrijheid – en wat het betekent als die vrijheid je wordt ontnomen.

Er zijn 22 verhalen opgetekend. Ze behoren tot het immaterieel erfgoed van Helmond. Deze verhalen verbinden ons met het verleden en inspireren ons om vrijheid te blijven waarderen.

Twee werelden, één verhaal

Molukse trots in Helmond
“In december 2024 reisde ik voor het eerst naar de Molukken, de plek waar mijn wortels liggen. Het voelde alsof ik eindelijk een stuk van mezelf terug had gevonden. De schoonheid van de natuur, de warme gastvrijheid van de mensen en de eeuwenoude tradities raakten me diep. Voor het eerst kon ik zien waar mijn grootouders vandaan kwamen, wat ze hadden achtergelaten en hoe ze zich later in Nederland hadden moeten knokken. Het was meer dan alleen een reis. Het was thuiskomen.

Mijn naam is Noël Silalahi (24). Ik ben bestuurskundige en werk als junior beleidsadviseur bij een uitzendbedrijf dat overheden ondersteunt. Naast mijn werk ben ik dol op sport en politiek, en zet  ik me graag in voor mijn Molukse gemeenschap. Als derde generatie van de Molukse gemeenschap in Helmond voel ik me thuis in twee werelden: de Nederlandse cultuur, waarin ik leerde dromen na te jagen, en de Molukse cultuur, waarin familie en de gemeenschap centraal staan. Deze balans vormt mijn identiteit. Maar om mijn identiteit te begrijpen, moet ik terug naar de geschiedenis van mijn voorouders.

Waarom verlieten mijn grootouders hun thuisland en kwamen ze naar Nederland? Wat betekende dat voor hen en uiteindelijk voor mij? Ik neem je graag mee in het verhaal van mijn grootouders, onze gemeenschap en hoe we in Helmond een nieuw leven opbouwden zonder onze wortels te vergeten.

Het huidige Indonesië was ooit een kolonie van Nederland, destijds Nederlands-Indië. Dit gebied bestond uit vele eilanden, elk met hun eigen taal, cultuur en tradities. De Molukken, gelegen in het oosten van Indonesië, hadden een speciale betekenis voor de Nederlanders vanwege de specerijenhandel. Kruidnagel, nootmuskaat en foelie waren waardevolle handelsproducten waar Nederland alleenrecht (monopolie) op wilde hebben. Om deze controle te houden, gebruikten de Nederlanders geweld en onderdrukking tegen de lokale bevolking.

 

Door de honderden jaren heen bouwden de Molukkers een relatie op met de Nederlanders, deels door de verspreiding van het christendom. Mijn voorouders, oorspronkelijk afkomstig van de Kei- eilanden (Zuidoost-Molukken), werden bekeerd tot het katholieke geloof. Toen de Nederlanders in de 19e eeuw het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) oprichtten, werden de Molukkers actief uitgekozen om te dienen in dit koloniale leger. Mijn beide grootvaders, Aventinus en Jacobus Fautngiljanan, werden in de jaren ’40 van de vorige eeuw aangenomen als KNIL-militairen. Voor hen betekende dit niet alleen een vast inkomen,  maar ook de kans op een avontuurlijk leven. Ze dienden Nederland in een moeilijke tijd: de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië.

Toen Japan in 1945 capituleerde, riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Mijn opa’s vochten aan de zijde van Nederland om deze onafhankelijkheid te voorkomen. Als (para)commando’s voerden ze moeilijke opdrachten uit, waaronder gewapende conflicten tegen inheemse Indonesiërs. Uiteindelijk wist Indonesië in 1949 haar onafhankelijkheid te behalen, waarmee het KNIL een jaar later ophield te bestaan.

In 1951 kregen mijn opa’s, samen met ongeveer 4000 andere Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen, het bevel om tijdelijk naar Nederland te vertrekken. In totaal werden 12.500 Molukkers overgebracht op transportschepen. Maar bij aankomst kregen zij slecht nieuws: ze werden direct ontslagen als militair. Dit voelde als verraad, omdat ze zich jarenlang hadden ingezet voor Nederland. Mijn grootouders werden samen met hun gezinnen ondergebracht in woonoorden, waaronder ‘de Pietersberg’ in Westerbork en later woonoord Donzel in Noord- Brabant.

De omstandigheden waren verschrikkelijk: het was er koud en vies. Het idee was dat deze opvang tijdelijk zou zijn, maar de belofte om terug te keren naar de Molukken werd stiekem nooit waargemaakt. Eind jaren ’50 besloot de Nederlandse overheid speciale woonwijken te bouwen voor Molukkers, waaronder de Molukse wijk in Helmond-Oost. Mijn grootouders verhuisden uiteindelijk naar deze wijk, maar met pijn in hun hart. Ze voelden zich verraden door de belofte van terugkeer naar de Molukken. Toch bouwden ze hier een leven op, strijdend en met een sterk gevoel voor de gemeenschap.

Tegenwoordig leven mijn moeder, zusje en ik verder als tweede en derde generatie Molukkers   in Nederland. Onze familie draagt de Molukse identiteit met trots. Het is voor ons belangrijk dat Helmond ons verhaal kent en begrijpt.

 

De reis naar de Molukken beschouw ik als een persoonlijke reis die me niet alleen dichter bij mijn wortels heeft gebracht, maar ook antwoord heeft gegeven op een vraag die ik de afgelopen   jaren met me meedroeg: waarom wil ik me inzetten voor de Molukse gemeenschap? Het is omdat ons verhaal verteld moet blijven worden. Het is een verhaal van veerkracht, verbondenheid en trots. Ik wil Helmond meenemen in ons verleden, zodat het ook onderdeel kan blijven van onze gezamenlijke toekomst. Ik ben er trots op dat de Molukse gemeenschap met haar rijke geschiedenis een onderdeel is van Helmond.

Ik ben mijn grootouders dankbaar dat ze, ondanks hun moeilijke tijd in Nederland, deuren hebben geopend voor ons als nakomelingen. Door hun dappere rol in een bittere strijd heb ik de kans gekregen om mezelf in Nederland professioneel en persoonlijk te ontwikkelen en hierdoor ook ons verhaal door te geven aan anderen. Hun offer en onze geschiedenis verdienen een blijvende plek in Helmond, de stad die ik ook mijn thuis noem.”

Door de honderden jaren heen bouwden de Molukkers een relatie op met de Nederlanders, deels door de verspreiding van het christendom. Mijn voorouders, oorspronkelijk afkomstig van de Kei- eilanden (Zuidoost-Molukken), werden bekeerd tot het katholieke geloof. Toen de Nederlanders in de 19e eeuw het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) oprichtten, werden de Molukkers actief uitgekozen om te dienen in dit koloniale leger. Mijn beide grootvaders, Aventinus en Jacobus Fautngiljanan, werden in de jaren ’40 van de vorige eeuw aangenomen als KNIL-militairen. Voor hen betekende dit niet alleen een vast inkomen,  maar ook de kans op een avontuurlijk leven. Ze dienden Nederland in een moeilijke tijd: de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië.

Toen Japan in 1945 capituleerde, riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Mijn opa’s vochten aan de zijde van Nederland om deze onafhankelijkheid te voorkomen. Als (para)commando’s voerden ze moeilijke opdrachten uit, waaronder gewapende conflicten tegen inheemse Indonesiërs. Uiteindelijk wist Indonesië in 1949 haar onafhankelijkheid te behalen, waarmee het KNIL een jaar later ophield te bestaan.

In 1951 kregen mijn opa’s, samen met ongeveer 4000 andere Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen, het bevel om tijdelijk naar Nederland te vertrekken. In totaal werden 12.500 Molukkers overgebracht op transportschepen. Maar bij aankomst kregen zij slecht nieuws: ze werden direct ontslagen als militair. Dit voelde als verraad, omdat ze zich jarenlang hadden ingezet voor Nederland. Mijn grootouders werden samen met hun gezinnen ondergebracht in woonoorden, waaronder ‘de Pietersberg’ in Westerbork en later woonoord Donzel in Noord- Brabant.

De omstandigheden waren verschrikkelijk: het was er koud en vies. Het idee was dat deze opvang tijdelijk zou zijn, maar de belofte om terug te keren naar de Molukken werd stiekem nooit waargemaakt. Eind jaren ’50 besloot de Nederlandse overheid speciale woonwijken te bouwen voor Molukkers, waaronder de Molukse wijk in Helmond-Oost. Mijn grootouders verhuisden uiteindelijk naar deze wijk, maar met pijn in hun hart. Ze voelden zich verraden door de belofte van terugkeer naar de Molukken. Toch bouwden ze hier een leven op, strijdend en met een sterk gevoel voor de gemeenschap.

Tegenwoordig leven mijn moeder, zusje en ik verder als tweede en derde generatie Molukkers   in Nederland. Onze familie draagt de Molukse identiteit met trots. Het is voor ons belangrijk dat Helmond ons verhaal kent en begrijpt.

 

De reis naar de Molukken beschouw ik als een persoonlijke reis die me niet alleen dichter bij mijn wortels heeft gebracht, maar ook antwoord heeft gegeven op een vraag die ik de afgelopen   jaren met me meedroeg: waarom wil ik me inzetten voor de Molukse gemeenschap? Het is omdat ons verhaal verteld moet blijven worden. Het is een verhaal van veerkracht, verbondenheid en trots. Ik wil Helmond meenemen in ons verleden, zodat het ook onderdeel kan blijven van onze gezamenlijke toekomst. Ik ben er trots op dat de Molukse gemeenschap met haar rijke geschiedenis een onderdeel is van Helmond.

Ik ben mijn grootouders dankbaar dat ze, ondanks hun moeilijke tijd in Nederland, deuren hebben geopend voor ons als nakomelingen. Door hun dappere rol in een bittere strijd heb ik de kans gekregen om mezelf in Nederland professioneel en persoonlijk te ontwikkelen en hierdoor ook ons verhaal door te geven aan anderen. Hun offer en onze geschiedenis verdienen een blijvende plek in Helmond, de stad die ik ook mijn thuis noem.”